Opbouw defensie na 1815: de Willemskazerne van Utrecht

De oudste kazerne van Nederland stond in de binnenstad van Utrecht. Slechts twee gebouwen zijn gespaard gebleven.

 
Willemskazerne - Ontwerp van de gevels van het gebouw in 1822 (HUA216644)

 
Tot 1793 bestaat de verdediging van het land uit schutterijen in de steden en een leger. De schutterijen uit burgers van de plaats zijn 'vrijwilligers' en bewaken de stadsmuren. Het leger verdedigt onze landsgrenzen in de al sinds de Middeleeuwen aangelegde garnizoensplaatsen. We kennen ze wel: Bourtange, Nieuweschans, Coevorden, Geertruidenberg, Klundert, Bergen op Zoom, Philippine en natuurlijk allerlei andere belangrijke plaatsen zoals bij ons in de buurt Woerden, Naarden en onze stad. Het leger bestaat uit regimenten die onder directe leiding staan van krijgsheren.

De verdediging van het land wordt betaald door de bijdragende provinciën en elk daarvan heeft eigen garnizoensplaatsen in haar provincie en heeft plaatsen toegewezen gekregen langs de landsgrenzen.
Het krijgsheerschap is een erebaan, alleen leden uit adellijke- en patriciërsfamilies komen er voor in aanmerking. Als een soort onderaannemers krijgen zij betaald voor de officieren, de trompetters en de mannen die ze voor de krijgsdienst in dienst hebben, inclusief de paarden, wapentuig, keukenwagens, dagelijkse foerage, bier en proviand etc.
Slag bij Waterloo 1815 met een bataljon van luitenant kolonel Van Grunebosch,
hij is van 1850 tot zijn overlijden 1865 bewoner van Wittevrouwenstraat 22/24
 
Dat systeem stopt na de Bataafse Revolutie in 1895. Maar Nederland wordt na het vertrek van Napoleon bestuurd door Koning Willem I. Hij vormt een nieuwe elite die schoon genoeg heeft van het democratische, republikeinse gedoe en Nederland wordt na 1815 een Koninkrijk. Het komt goed uit dat de Fransen in 1813 een grondwet hebben achtergelaten waarin de macht van de provincies is beknot. Het land is in het landelijk bestuur voortaan één geheel, de provinciën zingen een toontje lager. Hoogste orgaan wordt de Staten - Generaal en ze bestaat uit gekozen leden die niet hoeven te luisteren naar de provincies. Wie naar hun luistert is ook onduidelijk, want onder Koning Willem I hebben ze voorlopig weinig te vertellen, dat is prettig in de grondwet geregeld. Ofwel, het blijft zoals de Fransen het hebben nagelaten.

Al in 1813 wordt bij Koninklijk Besluit de landwacht opgericht voor de lokale verdediging. De stad Utrecht blaast de schutterij nieuw leven in. Vooral de lokale adel voelt zich aangesproken om de officiersfuncties te vervullen. Vanaf 1815 valt deze landsverdediging onder de Wet op de Schutterij.
Geweer circa midden 19e eeuw

Voor de landelijke verdediging komt er het Departement van Oorlog. Nederland krijgt, rustig aan, dat duurt even, een centraal geleid leger. Het nieuwe militaire bedrijf is in de omgeving van Utrecht bezig met de uitbreiding van de waterlinie. Vele forten komen er om onze stad met de inundatiewerken.
De dienstplicht is ingevoerd, opleiding en training wordt een continu bedrijf, waardoor in de grotere plaatsen kazernes nodig zijn. Met huisvesting in kazernes kan het leger snel in stelling gebracht worden. 
 
In Utrecht waren al diverse plaatsen voor militairen, sinds de Franse tijd, zoals het Athlone huis aan de Ridderschapstraat. Dat is na 1813 zo gebleven. Het pand en de stallen zijn echter volledig uitgewoond. Het terrein blijkt geschikt voor een grotere kazerne, de hof is groot en nog te vergroten met een stuk van de wallen als de stadsmuur gesloopt is en met te slopen huizen in de Ridderschapstraat. In Utrecht verrijst een nieuwe kazerne tussen de Ridderschapstraat en de Stadsbuitengracht op de locatie van het Athlonehuis. Op het kaartje van het kadaster uit 1831 is de locatie ingetekend.
Oppervlak (groen) van de nieuwe Willemskazerne 
tussen de Ridderschapstraat en de Stadsbuitengracht
De kazerne krijgt een speciale functie, naast afdelingen voor infanterie wordt er het Bataljon Mineurs en Sappeurs van het Wapen van de Genie ondergebracht. Later ontstaat daaruit de Verbindingsdienst. De eerste steen wordt in 1824 gelegd, het duurt tot 1829 voordat het nieuwe onderkomen voor de militairen wordt opgeleverd. Het is de eerste kazerne in Nederland en in Utrecht, genoemd naar Koning Willem: de Willemskazerne.
 
Met de verdedigende rug staat het naar de Singel, links en rechts heeft het daar een grote zijvleugel. Deze gevellijn vormt een gesloten front met het bolwerk Wolvenburg en de Wittevrouwenpoort. Aan de singelzijde is wel een appelplaats ingericht, de oude stadswal heeft daar de Stadsbuitengracht versmalt voor een nieuwe barrière. Voor grotere exercities is het Janskerkhof dichtbij. De entree van de kazerne is aan de Ridderschapstraat gelegen, met een poort naar de binnenhof. Daar omheen gebouwen voor de manschappen en opslagplaatsen voor wapentuig en spullen voor de mineurs en sappeurs. Een kleinere entree is de voormalige Kloostersteeg aan de Wittevrouwenstraat.De kazerne op een prent van R. Craeyvanger uit 1834 (HUA38258)
De kazerne op een prent van R. Craeyvanger uit 1834 (HUA38258)
Buurtbewoner Leonard Bosch woont op de Plompetorengracht, hij is krantenmaker en schrijft in 1829 een stuk over de kazerne in een uitgave van N. van der Monde. Op stadskosten is in 1824 het hoofdgebouw en daarna de zijvleugels aanbesteed, het zal meer dan f 300.000 gulden gaan kosten. De kazerne heeft twaalf grote zalen voor 80 man elk, en acht kleiner. Er kan een legertje van zo’n 1.200 man gehuisvest worden en bij mobilisatie van de troepen zou het dubbele er ondergebracht kunnen worden, onder deze link overigens meer daarover. De cavalerie en paarden staan gestald in de Nicolai kazerne.
Het Ridderschapkwartier met de kazerne
De komst van de kazerne en het kazernevolk veroorzaakt een ware economische impuls. Daardoor verandert de buurt al vlot. Pieter van den Hoet vergroot zijn aangrenzende tapperij op Ridderschapstraat 33. De bijbehorende grote tuin, die loopt tot de oude wal, wordt aangekleed met prieeltjes voor elkaar ontmoetende paartjes. In zijn huis is ruimte voor inwonende sergeant majoor Arnold van Nistelrooij met zijn vrouw Jos. Ook op de hoek met de Molenstraat wordt ingewoond door de sergeant 10e afdeling Infanterie Laurens Duisdecker en zijn gezin, en fuselier 9e afdeling Infanterie Casper Karelboom. Luitenant kolonel ingenieur Jaap Polder woont op Ridderschapstraat 3. En zo zijn er op dat moment verspreid in het kwartier meer militaire gezinnen te vinden en er wordt door achttien gezinnen ingewoond in de kazerne!

Andere economische impulsen: als er iemand gewond raakt zijn er in de Wittevrouwenstraat twee apothekers gevestigd, ook wel artsenijmengers genoemd. Zadelmaker, schoenmakers, kleermakers, geweermakers, grutters en niet te vergeten de tapperij en de slijter: om de hoek zijn ze u ten dienste. Het aantal smeden neemt snel toe in de buurt. De genie besteed mogelijk werk uit in de directe omgeving van de kazerne. En meer werk is er voor de bakkers en de grutters.
Maar het onvoorziene gebeurt, de vijand komt in 1877 uit onverwachte hoek. In de naastliggende grutterij van Hendricus Pompe, Wittevrouwenstraat 36, is brand uitgebroken. Het leger is niet in staat deze vijand te bestrijden. De brand slaat door een sterke wind aangewakkerd over naar de kazerne. Deze brand tot de grond toe af! Er resteert een ruïne:
Het geblakerde karkas van de kazerne na de brand 
met links en rechts de gespaarde panden
De brand is een ramp en wordt een zegen tegelijk. De kazerne zou bijvoorbeeld enorme last hebben gehad van ongedierte. Ook het bataljon mineurs en sappeurs was nog vele jaren 'gelukkig' mee. Overste Van den Berg, ten tijde van de brand nog kapitein: "nog lang konden we vermiste goederen, van welke aard dan ook, in de boeken verantwoorden als 'verloren bij de brand van de Willemskazerne'. Dit stopte pas tien jaar later toen van hogerhand een schrijven uitgevaardigd werd, met een verbod de brand als oorzaak van vermissingen te vermelden".

Dat was het leven van een kazerne: de Willemskazerne in Utrecht. De fundering van de kazerne bleek in 2019 bij graafwerkzaamheden voor de stadsverwarming nog onder de bestrating van de Wittevrouwenkade aanwezig, net als de fundering van toren Hond.
In dit deel van de stad is de militaire aanwezigheid nooit meer zo sterk geworden dan in de negentiende eeuw, de lokale schutterij van het vendel Bloedkuyl verbleekte erbij. Ga met de links naar de Ridderschapstraat en de Wittevrouwenkade om te zien wat er op de locaties van de Willemskazerne is gebouwd.


.