Nieuwe huizen worden pas in de dertiende eeuw gebouwd. Het Wittevrouwenklooster staat grond af en
houdt er een jaarlijkse vergoeding aan over.
In het Ridderschapkwartier zijn de oudste gebouwen het
Wittevrouwenklooster en de verdedigingswerken langs de rand, waaronder
de Wittevrouwenpoort en de Plompetoren. Van het Wittevrouwenklooster is
nog slechts een klein stuk van de tuinmuur overgebleven, niet zichtbaar
in de achtertuin van Ridderschapstraat 18.
Fundamenten van een kloosterwoning zijn onlangs in september 2015 bloot
gegraven in de Molenstraat. Van de Wittevrouwenpoort, de stadsmuren en
de torens staat niets meer en zijn pas na opgravingen sporen te vinden.
De Wittevrouwenpoort is één van de vier invalswegen van de Stad. Al sinds de Romeinen is de Biltse straatweg een belangrijke ontsluitingsweg voor de provincie. De invalsweg achter de Wittevrouwenpoort heeft dezelfde aantrekkingskracht als de huidige invalswegen in de stad: het zijn zichtbare locaties waar je gezien wordt. Daar staan de tapperijen in die tijd. Er staan ook de villa’s op stand. Het is vergelijkbaar met de huidige kantoren die als reclamebord moeten werken, zoals langs de snelwegen in Rijnsweerd of Papendorp.
Huizen zijn voor de gegoede burgerij, personeel kan op kleine kamers of het souterrain slapen of in de stal of hutjes. Een opmerkelijk groot pand is Wittevrouwenstraat 10. Het huis werd in de zeventiende eeuw bewoond door de familie Borre van Amerongen. Floris Borre van Amerongen kocht het in 1659 en kon enkele jaren later al een grote aanpassing realiseren.
De Wittevrouwenstraat (1830-1858) met het zicht naar de Wittevrouwenpoort, direct links nummer 10 (HUA 30611) |
Wittevrouwenstraat 10 in 2010 |
Bij de aanleg van de Ridderschapstraat in 1663 verwierf Borre van Amerongen een stuk grond waarop een nieuw koetshuis met stallen kwam. Die plek voor het koetshuis was Ridderschapstraat 8, nu de locatie van garage U.T.A.M. De ruimte voor paarden en koetsen aan de Wittevrouwenstraat kon verdwijnen. Dat is te zien aan de plattegrond, het laat twee huisgedeelten zien met een ruime binnentuin. De oude voorgevel (links) was gericht naar de Plompetorengracht. De nieuwe en veel bredere voorgevel (onderzijde) kwam aan de Wittevrouwenstraat:
De bewoners van het pand zijn tot in de 19e eeuw van aanzienlijke afkomst. De laatste nazaat van de familie Borre van Amerongen overleed in 1766. Het pand kende vervolgens verschillende eigenaren die het ook bewoonden. In 1766 werd dat bijvoorbeeld de predikant van de Engelsche gemeente in Utrecht en agent van zijne majesteit van Groot Brittannië dr. Robert Brown. Bijverdiensten had hij ook als taalleraar Engels en Nederlands. Hij heeft bijvoorbeeld Nederlands geleerd aan de Engelsman James Boswell. De patriot Joan Derk van der Capellen tot den Pol (1741-1784) heeft van Brown de taal Engels geleerd en de beroemde Belle van Zuylen kwam hier aan huis. Meer patriotten hebben dit huis als ontmoetingsplaats gebruikt.
Het pand aan de Wittevrouwenstraat werd circa 1815 eigendom van douairière J.H.A Martens - Strik van Linschoten, zij woonde er met haar zoon en 3 dienstmaagden. In 1840 is het verhuurd en het kende tot 1894 diverse bewoners. Over het gebruik van Wittevrouwenstraat 10 na 1894 later meer.
Plattegrond van het pand voor de verbouwingen ca. 1900 |
Die heroriëntatie kreeg vorm in een nieuwe gevel aan de Wittevrouwenstraat van zandsteen met pilasters. Op de ansichtkaart uit 1890-1905 staat het afgebeeld met een uitgebouwde entreepartij met kolommen en een balkon erboven:
Het pand aan de linkerzijde met kolommen bij de entree, foto uit circa 1900 |
Het pand aan de Wittevrouwenstraat werd circa 1815 eigendom van douairière J.H.A Martens - Strik van Linschoten, zij woonde er met haar zoon en 3 dienstmaagden. In 1840 is het verhuurd en het kende tot 1894 diverse bewoners. Over het gebruik van Wittevrouwenstraat 10 na 1894 later meer.
Het is dit pand waar op 3 januari 1999 alleen nog smeulende resten over waren, ooit een pand voor adellijke bewoners.
.
.