De tuinmuur van het Wittevrouwenklooster

De laatste delen van het Wittevrouwenklooster verdwenen in 1829. In de buurt dateert alleen nog een tuinmuur uit de kloostertijd.
 
 
 
De tuinmuur staat achter het huis Ridderschapstraat 18. Eigenaar van het huis is het UMF (Utrechts Monumenten Fonds). Het Fonds heeft het in 1996 bij erfenis verkregen. Het UMF heeft weinig aan het huis hoeven te doen, het was nagelaten in prima staat.

Het huis dateert uit de periode van de aanleg van de Ridderschapstraat in 1663. De tuinmuur van het klooster stond er toen al. De muur vormde de scheiding tussen de boomgaard van het klooster en huizen aan de Molenstraat. De muur dateert uit circa 1630. 
 
Het terrein van het Wittevrouwenklooster liep door tot de Molenstraat. Op het grote terrein stonden gebouwen, stallen en waren een hof, boomgaard en tuinen. De nonnen hadden op het terrein al huizen voor hunzelf. Door leegloop van het klooster is in 1629 een klein gedeelte met twee huizen en een stuk tuin verkocht. Dit aan de Molenstraat gelegen terrein werd afgescheiden en waarschijnlijk werd toen een nieuwe tuinmuur als begrenzing gebouwd. Een groot deel van de uit kloostermoppen opgebouwde muur is tot op heden blijven staan.

Terrein Wittevrouwenklooster met de tuinmuur uit 1830 en de Ridderschapstraat in 1663
Het bouwterrein in de Molenstraat is in 1629 gekocht door Rijer Gosens Hack. Hij wordt ook eigenaar van de bestaande huisjes (cameren) van het Wittevrouwenklooster. Hack is timmerman en bouwt op het lange perceel in totaal 5 nieuwe kleine huizen.

Na aanleg van de Ridderschapstraat in 1663 is het pand nr. 18 gebouwd. Het was een enkele kamer aan de straat gelegen, door diverse verbouwingen is het een groter woonhuis geworden.
 
Het huis kent een bijzondere geschiedenis. Het is in haar verleden namelijk twee keer weggeven. In 1887 gebeurde het een eerste keer. Eigenaar Deuvelingen overlijdt en laat de helft van het eigendom na aan de familie en de andere helft als legaat aan het Sint Andreas Gasthuis. Theodorus Deuvelingen is oppasser bij de stadsgevangenis en heeft zijn leven te danken aan de kwaliteiten van het Gasthuis, en dat is hij niet vergeten.  
 
Het katholieke Gasthuis is in 1873 geopend als ziekenzaal met chirurgijnse kwaliteiten. Een probleem doet zich voor, het Gasthuis kan officieel nog geen eigenaar worden. Het Gasthuis is geen rechtspersoon. Daarom worden alle tien bestuursleden genoemd in de koopakte. Met hun voor- en achternaam en hun beroepen, waaronder een koopman, een melkverkoper, koffiehuishouder, spoorwerker, schipper en kruidenier.
 
Deuvelingen werd geboren als zoon van een schoenmaker en was een echte buurtgenoot, hij groeide op in de Molenstraat. Maar Deuvelingen heeft nooit gewoond in het huis Ridderschapstraat 18, hij verhuurde het pand. In zijn leven was hij niet alleen oppasser, hij bouwde ook een aardig bezit aan panden op, hij was er huisjesmelker bij. De familie blijft ondanks de gift van het halve eigendom van Ridderschapstraat 18 redelijk bemiddeld achter.
Een deel van de tuinmuur met steunberen
De tweede keer dat het huis wordt weggegeven is in 1995. Mw. Nora Pulle-Starke laat haar huis na aan het UMF (Utrechts Monumenten Fonds). Zij woonde van 1976 tot 1995 op dit adres.  
 
Jarenlang heeft Nora zich ingezet als vrijwilliger voor het UDS, het Utrechts documentatiesysteem. Het UDS is een verklarende site voor begrippen uit de wereld van de monumentenzorg, bouwhistorie en cultuurhistorie. Het UDS is voortgekomen uit het UMF. Het UMF is een kleine beheerder voor monumentale woonpanden in de stad en ziet het als haar doelstelling om er goed op te passen. Nora Pulle is erg bezorgd over wat er na haar dood met de haar zo dierbare kloostermuur gaat gebeuren.
Ridderschapstraat 18 na een schilderbeurt in 2019
Het huis heeft in een periode van ruim 350 jaar geschiedenis zestien verschillende eigenaren gehad, via vererving nog vaker. Twee eigenaren hebben het pand in al die jaren als legaat gekregen. Onder het huis is een oudere gewelfkelder te vinden, een tongewelf dat zelfs doorloopt tot onder het buurpand.
 
Het huis is in 1665 op de plek van een ouder kloostergebouw gekomen. Van dat gesloopte gebouw is de kelder bewaard gebleven. Omdat de te bouwen huizen in de Ridderschapstraat anders kwamen te staan, zit de kelder met tongewelf nu onder twee panden, de nrs. 18 en 20. De kelder was ook dieper dan het nieuw te bouwen huis en liep in de tuin ondergronds door. Boven de gedeeltelijk gesloopte en volgestorte kelder is huisnr. 18 in 1879 uitgebreid.

Voor het 70-jarig bestaan van het UMF in november 2013 heeft Ingmar Heytze het boek 'van licht en steen' geschreven. Na een kort Witte Vrouwenlied beschrijft hij het pand. "Het pand is aardig, maar het is de tuinmuur die het 'm doet, dat wist de eigenaresse ook wel toen ze het pand naliet aan het UMF. De kleur van het huis, ...., het lijkt of de Landmacht het onder handen heeft genomen. Het resultaat oogt alsof er een Belgische gevel op een Hollands casco is geplakt". Inmiddels is die laatste passage niet meer van toepassing door nieuw schilderwerk van de gevel in 2019.

Nog enkele links: daden van onbaatzuchtigheid zijn in deze buurt niet vreemd. De oudere Molenstraat heeft een geheel eigen verhaal.



.