![]() |
Illustratie Louis Radstaak |
De Lakmoesfabriek op het bolwerk staat er van 1744 tot 1832. In Nederland zijn er in die tijd ongeveer acht van dergelijke fabrieken. Lakmoes is een kleurstof die, met behulp van ammoniak uit urine, uit kalk en korstmossen bereid wordt. Dat staat het gebruik van lakmoes in levensmiddelen niet in de weg. Het is goed te gebruiken bij suikerwerk, om wijn en brandewijn een diepere kleur te geven. Dat was vroeger. Toch kennen we de stof van de lakmoesproef: bij een zure omgeving verkleurd het rood, in een basische omgeving blauw. We kennen het ook van het 'blauwsel', als toevoeging aan de witte was geeft het een helderder resultaat.
De fabriek op het bolwerk heeft ongeveer 16 medewerkers en is niet de enige in Utrecht. De lakmoesfabrieken staan veelal op strategische plaatsen stroomafwaarts. Het afval van kalkwater en urine wordt op het oppervlaktewater geloosd. Dat de vervuiling verder stroomafwaarts problemen geeft, dat is over de grens van de stad. Er zijn in die tijd geen hinderwetten of milieubepalingen van kracht. Toch wordt het een ondernemer elders in Utrecht verboden om een nieuwe fabriek te beginnen.
In 1801 zijn twee lakmoesmakers daar voorbereidingen voor aan het treffen. Zij willen lakmoes gaan maken in panden in de Twijnstraat. De achterzijde van de fabriek zou , aan de Oudegracht komen te staan, schuin tegenover bierbrouwerij De Boog. Al vlot na de openbaarmaking van hun plannen krijgen zij te maken met tegenwerking.
Hele sloten rond Utrecht, zo stellen de klagers, zijn al door de lakmoesmakerijen geïnfecteerd (door de al bestaande lakmoesmakerijen op het Wolvenburg en aan de Catharijnesingel). En de brouwerij is bang dat de verderfelijke stank nadelig is voor de bieren. De gemeenteraad stemt met deze bezwaren in en verbiedt de oprichting van een nieuwe fabriek aan de Oudegracht.
De twee lakmoesmakers, de gebroeders Koopman, gaan hierop in de tegenaanval. Urine is weliswaar ‘voor sommige delicate reukorganen onaangenaam’, maar minder gevaarlijk of hinderlijk dan de rook van de brouwerijen. De Bataafse Grondwet geeft hen bovendien het recht, zo stellen zij, zonder vergunning een bedrijf te starten. Tot het hoogste staatsniveau, het Uitvoerend Bewind, vechten de lakmoesmakers en de stad Utrecht hun conflict uit. De tegenstanders van de nieuwe fabriek stellen zich in verbinding met ‘de beroemdste chemici in Amsterdam, Den Haag en Utrecht’ om hun protest te onderbouwen. De nieuwe lakmoesmakers verliezen en verplaatsen in 1802 hun bedrijf naar een locatie aan de Vaartsche Rijn, bij de Oosterkade. Nog geen twintig jaar later zijn ze er gestopt, een steeg heet er nog steeds Lakmoessteeg, al ontbreekt er een straatnaambordje.
De laatste compagnons van lakmoesfabriek Wolvenburg zijn F.H.J. van der Hoop en L.P. Bienfait te Amsterdam, werkend onder de naam Van Weeda en Compagnie. De fabriek begon op het Wolvenburg in 1744. Van Weeda is de schoonvader van Van der Hoop. De fabriek staat onder directie van meester lakmoesmaker Willem Schorteldoek.
Bovenstaande tekening geeft de stadsbuitengracht weer met de walmuren en de Wittevrouwenpoort en -brug. In het midden staat het wachthuisje met daarachter toren De Hond. Links achter de stadsmuur staan nog enkele gebouwen van het voormalige Wittevrouwenklooster met rechts op de achtergrond het bolwerk Wolvenburg met het gebouw van de lakmoesfabriek (klik op de foto voor een vergrootte afbeelding).
De lakmoesfabriek Wolvenburg stopt na een brand in juli 1829. De resterende voorraad korstmossen worden in het openbaar verkocht. Van der Hoop kan zich helemaal gaan richten op zijn siertuin met bijzondere planten. De firma Bienfait gaat verder met haar handel- en transportonderneming en het beheer van suikerplantages in Suriname. Worteldoek geniet van zijn pensioen en verhuist naar zijn geboortestreek bij Papendrecht.
De laatste compagnons van lakmoesfabriek Wolvenburg zijn F.H.J. van der Hoop en L.P. Bienfait te Amsterdam, werkend onder de naam Van Weeda en Compagnie. De fabriek begon op het Wolvenburg in 1744. Van Weeda is de schoonvader van Van der Hoop. De fabriek staat onder directie van meester lakmoesmaker Willem Schorteldoek.
![]() |
Een tekening uit 1780 van J. Hoorn (HUA30863) |
De lakmoesfabriek Wolvenburg stopt na een brand in juli 1829. De resterende voorraad korstmossen worden in het openbaar verkocht. Van der Hoop kan zich helemaal gaan richten op zijn siertuin met bijzondere planten. De firma Bienfait gaat verder met haar handel- en transportonderneming en het beheer van suikerplantages in Suriname. Worteldoek geniet van zijn pensioen en verhuist naar zijn geboortestreek bij Papendrecht.
De liquidatiestukken van de lakmoesfabriek 'Wolvenburg' te Utrecht van Van Weede en Co. zijn in 1832-1833 opgemaakt. Het was de laatste lakmoesfabriek van Utrecht.
(Voor dit stuk is o.a. gebruik gemaakt van een artikel van M.C. Hazewinkel in het Jaarboek Oud Utrecht 1928)
.
(Voor dit stuk is o.a. gebruik gemaakt van een artikel van M.C. Hazewinkel in het Jaarboek Oud Utrecht 1928)
.