Kleding en mode in de 19e eeuw

In de 19e eeuw wordt kleding enigszins betaalbaar. Tot die tijd is wol de basisstof, traditioneel qua model en kleur. Katoen maakt dat allemaal anders.

In Utrecht wordt geen textiel gemaakt. De producenten hebben al halverwege de negentiende eeuw één voor één het loodje gelegd. Na de Engelse industrie zijn het de Twentse fabrikanten die anderen weg concurreren, met katoen. Door de industriële verwerking van katoen kunnen kleuren en patronen er relatief makkelijk op gedrukt worden. Deze katoen heeft een positieve zijde: meer mensen kunnen zich op betaalbare wijze beter gaan kleden. Meer rijkeren gaan de mode volgen en degene die het geld er voor over heeft. 
 
Illustratie uit Modeblad Gracieuse in 1862

De kleding moet nog wel gemaakt worden. Met de mode komen er veel meer naaisters. In 1820 is mw. Theresa Rollot nog wollenaaister. In haar woning Ridderschapstraat 12 heeft ze een atelier en klanten kunnen bij haar bestellingen plaatsen. De meeste kleding laat zij door anderen maken.  
 
In de buurt zijn er midden negentiende eeuw al drie of vier vrouwen met het beroep naaister. Veelal zijn ze in dienst voor een familie, het zijn de gegoede burgers die het naaien aan hen kunnen uitbesteden. Het uitzoeken en kopen van de stof wordt door de mevrouwen gedaan, het is de taak van de naaisters om het uitgezochte patroon te volgen en de jurk te maken. 
 
Op Molenstraat 6 woont Maria Delicaat, zij is naaister en komt van oorsprong uit Groningen. Het is 1840 en zij woont in bij het gezin van koetsier De Bree. Beiden zijn in dienst bij de familie Römer. Mevrouw Römer-Kien en haar drie dochters moeten er uitzien naar de normen van de standenmaatschappij van die tijd. Daarin heeft ook een gegoede familie geen keuze, de sociale controle is groot. We stellen Maria de vraag wat ze vindt van de nieuwe stoffen: “in het begin was het wel wennen. Je moet veel zorgvuldiger de draad hanteren, want de stof is dun. Maar dan ben je al aan het naaien en met de bedrukte stof is het een hele kunst om het patroon goed in elkaar over te laten lopen. Mevrouw is daar heel precies in.

Tot de normen hoort dat kleding duurzaam is. Dat betekent in deze tijd dat kledingstukken makkelijk aangepast kunnen worden. De stof wordt hergebruikt voor een een nieuwer model of een nieuwe gebruiker. Aan historische kleding, bijvoorbeeld een japon, is vaak te zien hoe het er origineel uitzag en hoe het naar een opvolgende mode werd “omgebouwd”. Ook worden de pakken en winterjassen voor de heren na enige tijd bij een kleermaker “gekeerd”, zodat deze aan de andere zijde opnieuw bruikbaar is! De stof wordt niet langs het patroon afgeknipt, maar met ruime overmaat gevouwen. Op die manier zijn er bij het vermaken meer mogelijkheden en is er weinig verlies. 
 
Ook daarna is kleding nog lang niet afgeschreven: het armere deel van de bevolking kan zich vaak alleen 'afdankertjes' veroorloven. De kleding is pas afgedragen als de stof vergaat. In het dragen van tweedehands kleding is niet alles veranderd. Veel kleding vindt via kledingbakken of vintagewinkels een goede herbestemming. Deze 'afdankertjes' zijn veelal van goede kwaliteit.
 Illustratie uit Modeblad Gracieuse in 1862

Mw. Van der Steinen woont in 1860 op Diendersteeg 7: “Laatst was er een stukje stof over van de jurk voor mevrouw. Ik mocht het houden en heb er een heel mooi speldenkussentje van gemaakt. Nu ben ik met een jurk voor haar jongste dochter bezig en er blijft een aardig stukje stof over. Het zou heel geschikt zijn om er een zondags hoofddoekje uit te maken”.



De stoffen maken een enorme variatie in nieuwe kleuren mogelijk en tijdschriften verschijnen voor het maken van kleding met behulp van patronen. Zo verschuift geleidelijk het naaiwerk naar mode en het vak van naaister voor vrouwenkleding verandert naar modiste. 
 
Voorloopster is de dochter van Seilberger op Plompetorengracht 23, zij is in 1860 al modiste. In 1880 heeft mw. Schouten op Ridderschapstraat 2 ook dat vak en in 1900 zijn er al drie in deze buurt. Modiste zijn de zussen Tilleman op Molenstraat 6 en de dochter van Serlijn op Ridderschapstraat 19bis. Het vak is al een stuk makkelijk geworden, dankzij de uitvinding van de naaimachine waar ze er allen één van hebben.
Naaimachine 19e eeuw Neerlandia
Rond 1860 begon de opkomst van de naaimachine. Het betekent een grote tijdsbesparing, de productie gaat met sprongen omhoog.

Buurman Trimbeau van Ridderschapstraat 25 heeft al z’n geld bij elkaar gelegd en in 1899 een microkrediet gekregen van zijn beste klant, de industrieel Terwindt van Plompetorengracht 5. Hij heeft er een voorraad Engelse stoffen mee kunnen kopen. De meeste pakken maakt hij als coupeur nu al direct in tweevoud. Met deze kleine investering in de stof kan hij op zijn naaimachine tegen een concurrerende prijs confectie maken.

Lastig blijven de korte dagen in de winter. Voor naaiwerk is goed licht nodig en gaslicht is voor velen nog te duur.


.