Bodemschatten in de Molenstraat

In 2015 deed de kans zich voor. Voor nieuwbouw was er gesloopt en het graven naar schatten kon beginnen. En die schatten waren er.

Stichting Studenten Huisvesting Utrecht heeft in 2015-2016 in de Molenstraat een uitbreiding van haar kantoor gebouwd. Zij zit zelf in een pand uit de negentiende eeuw met een ouder verleden dat jaren dienst heeft gedaan als schoolgebouw. In de Molenstraat stonden van deze school twee lokalen, gebouwd in 1936. Die schoollokalen vervingen een koetshuis met stallen en een mangelhuis met knechtenverblijf uit de zeventiende eeuw. Er bestond al het vermoeden van nog oudere restanten van bebouwing.

Dat vermoeden was alleszins de moeite waard voor een nader onderzoek. Onder leiding van Jeroen van der Kamp van de afdeling erfgoed gemeente Utrecht is het archeologisch onderzoek in augustus en september 2015 uitgevoerd. Al snel kwam een middeleeuwse fundering te voorschijn, vermoedelijk uit de 14e eeuw.
Archeologisch kaart 2015 Molenstraat 1-3
Aanvankelijk was het niet de bedoeling om uitgebreider archeologisch onderzoek te doen. Na sloop van de houten vloer kwamen al een deel van een bakstenen keldervloer, een fundering en een beer- of waterput in het zicht. Dat zou worden gedocumenteerd. Vervolgens kon de bestaande fundering van de schoollokalen hergebruikt worden, dat was het plan.

Berekeningen van de bestaande funderingsbalk en poeren wees echter uit dat deze niet voldeden aan de nieuwe rekenregels. Nieuwe funderingspalen moesten de nieuwbouw gaan dragen. Het aanbrengen daarvan bracht nieuwe grondverstoringen, daardoor werd uitgebreider archeologisch onderzoek noodzakelijk.


Onderzoek in augustus en september 2015
De ongestoorde onderlaag in de bodem van dit deel van Utrecht bestaat uit zandafzettingen van rivier de Vecht. Ze zijn in de periode vanaf 800 voor Christus tot mogelijk zelfs de 10e eeuw na Christus ontstaan. Op een diepte van bijna 1,3 meter onder het maaiveld ligt de bovenkant van deze zandafzetting als een zavelpakket.

In 1122 krijgt Utrecht stadsrecht en de stadsgronden worden uitgebreid met een oostelijk en noordoostelijk deel vanaf het Janskerkhof. Vermoedelijk blijft de laatste geul van de Vecht als een ontwateringssloot liggen, daar waar later de Plompetorengracht komt. Ook een ontsluitingsweg ligt mogelijk al naar het noorden en als aansluiting op de Seebeecksteeg. De Molenstraat heet nog Seebeecksteeg. Het nieuwe grondgebied komt onder het beheer van het kapittel van St. Jan en is voornamelijk als tuin- en landbouwgrond in gebruik. 

Het kapittel van St. Jan schenkt een deel van de grond rond 1230 aan het nieuw gestichte Vrouwenklooster, later het Wittevrouwenklooster genoemd. Zij bebouwen het terrein geleidelijk. Er komen niet alleen centrale gebouwen, verspreid liggen ‘conventshuizingen’, later ook wel 'jufferkamers' genoemd. Op de plek van de ontgraving stonden vermoedelijk al ‘conventshuizingen’. Funderingen zijn terug gevonden en een oudere beerput. Alle gebruikte stenen waren kloostermoppen, op deze plek dus Wittevrouwenkloostermoppen.
Noordoostelijke binnenstad, Wittevrouwenklooster en groen de opgravingslocatie

Rond 1390 wordt de Plompetorengracht aangelegd. De voormalige oever is geschikt voor bebouwing. De huizen aan de Plompetorengracht zijn gebouwd op grond van het klooster. Nog tot in de 18e eeuw betalen de eigenaren erfpacht aan het Convent van Wittevrouwen. Op de hoek Plompetorengracht-Molenstraat ontstaan grotere plannen. De grond is beter te benutten met vernieuwing van het ‘conventshuis’.

Dat plan lijkt uitgevoerd te zijn. Zeker is dat niet, want het onderzoek is beperkt gebleven tot de locatie Molenstraat. Beide panden zijn dan tegelijk gerealiseerd in de periode rond 1400. En dat maakt het middeleeuws. Beide panden met verschillende 'cameren' hebben een L-vormige opzet, de ene met een langere gevel aan de Plompetorengracht en de andere met een langer deel aan de Molenstraat. Een gemeenschappelijke tussenmuur scheidt de 'juffercameren' Molenstraat met de 'cameren' Plompetorengracht.

In het Molenstraat deel zijn de gemetselde funderingen van kloostermoppen hergebruikt, de oudere beerput verdwijnt onder de nieuwbouw. Een nieuwe beerput wordt aangebracht, voorts treffen de archeologen een kelder met tegelvloer en trapaanzet aan. En dat werd in de 17e eeuw verstopt onder een toen gerealiseerd koetshuis met stallen en een mangelhuis met knechtenverblijf. Uit die tijd stammen bijvoorbeeld een waterkelder met tongewelf. In de 19e eeuw zijn deze opbouwen ook nog eens vernieuwd. Vele onderdelen zijn niet verder onderzocht, ze blijven goed geconserveerd liggen onder de inmiddels in gebruik genomen nieuwbouw van de SSH. Zo wordt elke verstoring van archeologisch materiaal het liefst voorkomen. Het volledige rapport is te vinden op een gemeentelijke site met de link.

Ook de huidige nieuwbouw zal ooit een einde krijgen. Archeologen hebben vervolgens een nieuwe klus. Met de documentatie uit 2015-2017 zijn de sporen van voor de 10e eeuw, de bouwsporen uit de 13e eeuw, de 15e eeuw, 17e eeuw en de 19e eeuw terug te vinden. Van de schoollokalen uit de 20e eeuw zijn ook de fundatiepoeren te traceren, naast uiteraard nieuwbouw uit de 21e eeuw. En zo neemt de omvang van de historische rijkdom in onze bodem al vele eeuwen toe.

Twee historisch tekeningen van dit gebied in de binnenstad zijn bewaard gebleven. Een kadastrale inmeting van het terrein uit 1832 en een tekening van het grondgebied van het pand Plompetorengracht 11 met de stallen Molenstraat uit 1884. Plompetorengracht 11 is in 1864 een stuk van haar huis en grond kwijtgeraakt. Dat is deel van het pand Plompetorengracht 9 geworden.

Plompetorengracht 11 in 1832-1864

Plompetorengracht 11 in 1884


.