Op de Wolvenstraat is een grote villa met tuin als bouwgrond vrij gekomen. Het is een mooie centrale locatie voor een bedrijf.
In de periode 1900-1915 trekken de mensen uit de binnenstad en vestigen zich er bedrijven. Oudere panden en tuinen worden herontwikkeld tot bedrijventerrein, het is 1908. De Wolvenstraat is dan zo'n centraal gelegen en geschikte locatie voor bedrijven. Aan- en afvoer van goederen kon zowel over water via de Stadsbuitengracht als over de weg plaatsvinden.
Lokaal aannemer Floris Yperlaan bouwt voor eigen rekening aan de Wolvenstraat een fabrieksruimte, in 1910 is het verhuurt aan de Nederlandse Instrumentenfabriek. Het pand aan de Wolvenstraat heeft een groot stuk grond tot de singel. Op het dak is als het ware een twee-onder-een-kapwoning getild met een balkon aan de voor- en achterzijde:
Directeur van de N.I.F. is Dr. N.G. van Huffel, zijn
assistent S. Wouda. In
de fabriek van 900 m2 werken circa 20 medewerkers. In deze
beginperiode van de elektriciteit ontwikkelt NIEAF zich stormachtig. Vanaf 1913 gaat het bedrijf door als NIEAF,
Nederlandse Instrumenten en Elektrische Apparaten Fabriek, met als directeur S.
Wouda. NIEAF produceert paneelmeters, omvormers en draagbare
meetinstrumenten voor elektrische installaties in de Nederlandse
industrie. In 1914 sluit het bedrijf af met een brutowinst van f 1.795,50 op een geplaatst kapitaal van f 14.500. De fabriek is in 1915 uitgebreid naar de singel. Een bijzonder product brengt het onder de naam 'NV Van der Hoorn en Wouda' op de markt: elektrische afmijntoestellen voor veilingen.
De Eerste Wereldoorlog veroorzaakt eerst nadeel, maar in 1916 zwellen de opdrachten aan, o.a. van de marine voor haar onderzeeboten en torpedoboten. Ook de fabrikanten van automobielen en van vliegtuigen vragen naar NIEAF meters. De fabriek groeit uit haar jasje en verhuist onder de directie van S. Wouda naar de Jutfaseweg en bestaat in gefuseerde vorm nog steeds. In 2019 is dit bedrijf uit Utrecht vertrokken.
Het pand op de Wolvenstraat huisvest vervolgens de fabriek van Hopmi, al is dat slechts drie jaren. De geschiedenis van Hopmi begint met Klaas de Vries Cz. uit Zaandam. Hij
vestigt zich in 1911 met zijn vrouw en zijn vier zonen en twee dochters
in Utrecht. De volgende vijf jaar schrijft hij drie verhuizingen en
twee faillissementen op zijn naam. In juni 1916 vraagt hij octrooi aan voor een rijwielslot in de vorm van een cijferslot. In 1917 rondt hij de ontwikkeling daarvan af.
Hopmi wordt opgericht, voluit de Hollandse Patent
Metaalindustrie. Het is een van de
eerste deugdelijke fietssloten in Nederland.
Aan het einde van de eerste wereldoorlog is er extra behoefte
aan. Vanwege de bandenschaarste is het stelen van een fiets alleen al
voor de banden lonend.
Met de fabriek gaat het nog niet vlot, De Vries senior gaat in 1918 failliet. Toch koopt in 1918 de 26 jarige zoon Cornelis de Vries het fabriekspand in de Wolvenstraat. De Vries jr. heeft veel succes met het cijferslot voor fietsen. Het bedrijf verhuist na drie jaren door een sterke toename van het werk naar een gebouw in Wijk C. Ze gaat daar een goede toekomst tegemoet, het Nederlandse Volksbuurt Museum in Wijk C weet daar meer van.
In het pand aan de Wolvenstraat zit van 1921 tot 1940 de chemische wasserij en ververij van F.E. Rüegsegger met de winkel op Wittevrouwenstraat 22. Onder de link staat meer over de beide vrouwen Rüegsegger.
In 1927 begint Cor Zegers in het gymnastieklokaal naast dit bedrijfspand een dansschool, met als grote voorbeeld de ballrooms. Hij koopt in 1942 de fabriek als uitbreiding van zijn dansschool. Populaire dansen zijn de Engelse wals, kwik-step en foxtrot. Zegers is
katholiek en zo staat zijn school al snel bekend in het verkokerde
Nederland. De dansschool heeft veel succes, dansen bij de school is een
populaire locatie voor jongens en meisjes om elkaar te ontmoeten, zonder
dat ouders er teveel vragen over stellen.
Doorsnede rechts de Wolvenstraat en links de singel.
Het funderen op de afgraven oever (links) is weergegeven |
De Eerste Wereldoorlog veroorzaakt eerst nadeel, maar in 1916 zwellen de opdrachten aan, o.a. van de marine voor haar onderzeeboten en torpedoboten. Ook de fabrikanten van automobielen en van vliegtuigen vragen naar NIEAF meters. De fabriek groeit uit haar jasje en verhuist onder de directie van S. Wouda naar de Jutfaseweg en bestaat in gefuseerde vorm nog steeds. In 2019 is dit bedrijf uit Utrecht vertrokken.
Hopmi maakte een succesvol
product: het Hopmi klokslot |
Met de fabriek gaat het nog niet vlot, De Vries senior gaat in 1918 failliet. Toch koopt in 1918 de 26 jarige zoon Cornelis de Vries het fabriekspand in de Wolvenstraat. De Vries jr. heeft veel succes met het cijferslot voor fietsen. Het bedrijf verhuist na drie jaren door een sterke toename van het werk naar een gebouw in Wijk C. Ze gaat daar een goede toekomst tegemoet, het Nederlandse Volksbuurt Museum in Wijk C weet daar meer van.
In het pand aan de Wolvenstraat zit van 1921 tot 1940 de chemische wasserij en ververij van F.E. Rüegsegger met de winkel op Wittevrouwenstraat 22. Onder de link staat meer over de beide vrouwen Rüegsegger.
Wolvenstraat met links de wasserij, rechts het gymnastieklokaal |
Een aantal factoren speelt
een rol als de school verhuisd. Buurman Moira wil het pand graag kopen
en voor Zegers zijn er meer mogelijkheden bij een nieuw te bouwen pand
aan de Breedstraat. In 1959 is dat zover en worden beide panden overgenomen door Moira. Ze behoren nu tot het Moira complex.
Beide panden horen bij het Moira complex, Moira zaal en appartementen |
Een zijpad
Het succes van de fiets: er is een opmerkelijk
verschil in aantal fietsers in Nederland en Duitsland. Dat komt niet
door de bergen of heuvels in Duitsland, ook in vlakke steden wordt bij
de buren sinds jaar en dag veel minder gefietst. Nu schijnt dit
historisch te verklaren te zijn. Toen de fiets in opgang kwam, gingen de
jonge sportieve mannen met geld in Nederland op de fiets en
organiseerde zich in fietsclubs en zo wordt fietsen nuttig en een
plezier. Met de fiets hoor je erbij. In Duitsland is er een groter
verschil tussen de mensen met geld en zonder. De mensen met geld gaan
lang door met het zich laten rijden in een koets en vervolgens het
rijden met een automobiel, ze kunnen het zich veroorloven om de fiets
over te slaan. De voorbeeldfunctie van de gegoede klasse voor een fiets
ontbreekt vrijwel volledig, het wordt daar een armeluis vervoermiddel.
Geen aantrekkelijk model om op te volgen! De marketing in vroege tijden
heeft in Nederland dus goed gewerkt met mensen met hoed op de fiets,
fietsscholen en de daaruit voortkomende voorbeeldfunctie voor alle lagen
van de bevolking. Op de fiets hoor je erbij. Dat is nog steeds zo,
helemaal met een klassiek Oma model of een transportfiets.
.