Al in de Middeleeuwen is er zorg over de kwaliteit van huizen met regels voor de brandveiligheid, afvoer regenwater etc..
De bevolking groeit in de negentiende eeuw door de toegenomen landbouwproductie, hygiëne en volksgezondheid. Het aantal inwoners in de stad groeit in korte tijd tussen 1845 en 1860 van 45.000 naar 60.000. Het wordt krap in de stad. De grote stadsuitbreiding buiten de wallen is nog niet begonnen. Waar wonen al die mensen? De huizen blijven klein: het aantal inwoners per huis wordt hoog.
De bewoonbaarheid van de woningen is een verantwoordelijkheid van de bewoners of de eigenaren. Van de groeiende woningnood wordt misbruik gemaakt. Sterk vervallen bouwsels worden nog bewoond. Er is sprake van onverklaarbaar bewoonde woningen: sanitaire voorzieningen zijn niet aanwezig, daglicht komt te weinig binnen en de rookgassen van vuurtjes kunnen nauwelijks weg.
In 1838 krijgt de gemeente de kans om op te treden, ondanks alle protest dat de overheid af moet blijven van particulier eigendom. Er komt een gemeentelijk reglement. Het helpt voorlopig weinig, maar de regeling wordt uitgebreid waardoor elk bouwplan vanaf 1850 gekeurd moet worden. Maar wat te doen als de particuliere eigenaar zich er niet aan houdt. Wetten zijn krachteloos als er geen instrumenten zijn om ze te handhaven. Pas in 1860 kan de gemeente gebouwen onbewoonbaar verklaren. In het Ridderschapkwartier komen verscheidene bouwsels voor deze titel in aanmerking.
Zonder het drukmiddel te gebruiken kan het al werken. Achter in de Molenstraat om de hoek naar de kazerne staan enkele slechte bouwsels. Ze staan op de plek van Wolvenplein 14, 15 en 16. Het heet daar nog Achter de Wal. In 1880 wonen de families Breijding, Jelles, Colinel en Röhrman er. Anton van Schaik is eigenaar van de pandjes en de tuin met winkel en tapperij aan de Ridderschapstraat. Zijn broer heeft een aannemersbedrijf. Plannen voor bebouwing van de tuin en vervanging van het getimmerte worden gemaakt, er passen tien kamer woningen:
Circa 1873 worden er vier woningen aan het Wolvenplein gebouwd. Tien jaar later realiseren de erven Van Schaik, twee zonen en een dochter, nog eens zes woningen, drie aan het Wolvenplein en drie aan de Ridderschapstraat. Kleine huizen zijn goedkoop te realiseren en de huurprijzen zijn zeer behoorlijk. Het komt voor dat een woning met slechts f 300 gulden bouwkosten meer dan 50 centen huur per week opbrengt. De rekensommen zijn snel gemaakt. In 1890 worden acht woningen verkocht, twee woningen aan de Ridderschapstraat pas in 1911.
Drie huizen (13, 13bis en 14) worden alweer in 1905 gesloopt om te worden vervangen door een groter pand voor aannemer Verbeek. Het laatste huisje houdt echter stug vol: Wolvenplein 15.
Dit huis is inmiddels 140 jaar oud! Dat is ook een vorm van kwaliteit. Utrecht krijgt ondertussen wel in de gaten dat dit type kleine huizen weinig bijdraagt aan de huisvestingsvraag. Los van de prijs van de bouwgrond duurt het toch lang voor er huizen van het type beneden- en bovenwoning worden gebouwd. Maar, zoals we al zeiden, Utrecht kan er weinig tegen doen. Pas in de 20e eeuw komt er een woningwet waarbij de Gemeente dwingende voorschriften kan opleggen. Even voor de goede orde: met een huis als Wolvenstraat 15 is natuurlijk niets mis.
Wolvenstraat 15 is sinds 1890 veelal bewoond geweest door alleenstaanden, als verhuurde woning. Het is in minimale staat gehouden. In de jaren 1950-1960 was het een werkplaats, maar daarna weer opgeknapt voor bewoning en iets uitgebreid. Recent zijn nog verbeteringen aan het dak en vooral de dakgoten uitgevoerd.
De bevolking groeit in de negentiende eeuw door de toegenomen landbouwproductie, hygiëne en volksgezondheid. Het aantal inwoners in de stad groeit in korte tijd tussen 1845 en 1860 van 45.000 naar 60.000. Het wordt krap in de stad. De grote stadsuitbreiding buiten de wallen is nog niet begonnen. Waar wonen al die mensen? De huizen blijven klein: het aantal inwoners per huis wordt hoog.
De bewoonbaarheid van de woningen is een verantwoordelijkheid van de bewoners of de eigenaren. Van de groeiende woningnood wordt misbruik gemaakt. Sterk vervallen bouwsels worden nog bewoond. Er is sprake van onverklaarbaar bewoonde woningen: sanitaire voorzieningen zijn niet aanwezig, daglicht komt te weinig binnen en de rookgassen van vuurtjes kunnen nauwelijks weg.
Kleine huizen - kameren - aan de stegen |
Zonder het drukmiddel te gebruiken kan het al werken. Achter in de Molenstraat om de hoek naar de kazerne staan enkele slechte bouwsels. Ze staan op de plek van Wolvenplein 14, 15 en 16. Het heet daar nog Achter de Wal. In 1880 wonen de families Breijding, Jelles, Colinel en Röhrman er. Anton van Schaik is eigenaar van de pandjes en de tuin met winkel en tapperij aan de Ridderschapstraat. Zijn broer heeft een aannemersbedrijf. Plannen voor bebouwing van de tuin en vervanging van het getimmerte worden gemaakt, er passen tien kamer woningen:
De tien huizen geplakt in de plattegrond van de voormalige tuin |
Drie huizen (13, 13bis en 14) worden alweer in 1905 gesloopt om te worden vervangen door een groter pand voor aannemer Verbeek. Het laatste huisje houdt echter stug vol: Wolvenplein 15.
Wolvenplein 15, als enige overgebleven kleine huis |
Wolvenstraat 15 is sinds 1890 veelal bewoond geweest door alleenstaanden, als verhuurde woning. Het is in minimale staat gehouden. In de jaren 1950-1960 was het een werkplaats, maar daarna weer opgeknapt voor bewoning en iets uitgebreid. Recent zijn nog verbeteringen aan het dak en vooral de dakgoten uitgevoerd.
De in dezelfde tijd gebouwde huizen ernaast zijn anders bewoond geweest. Op nummer 13 bijvoorbeeld door de familie De Ruiter, een huishouden van 7 personen waarvan vader politieagent is. Of nummer 18 door de familie Van Staveren, hij is oppasser, een zoon is bierbottelaar en een dochter dienstbode, moeders is huisvrouw en er is nog een jongere zoon. Relatief grote huishoudens die zich alleen maar een eenkamerwoning met kleine zolder kunnen veroorloven. Op nummer 17 kwamen overigens jarenlang de strips van Albo Helm en de kunst van Thea Simon tot leven. De drie huisjes aan de Ridderschapstraat zijn allen verdwenen, de laatste voor een uitbreiding van drukkerij Pascal.
Het cafébedrijf aan de Ridderschapstraat had na het vertrek van de Willemskazerne aanmerkelijk minder klandizie. Het verviel na het bebouwen van de tuin tot een louche zaak.
.
Het cafébedrijf aan de Ridderschapstraat had na het vertrek van de Willemskazerne aanmerkelijk minder klandizie. Het verviel na het bebouwen van de tuin tot een louche zaak.
.