Klooster Wittevrouwen verdwijnt voor een rijtje van zeven huizen

Een klein deel was overgebleven van het Wittevrouwenklooster, de kerk en het kerkhof. Het kerktorentje wordt in 1679-1680 hersteld. Maar niet voor lang.


Een storm in de oogstmaand van 1709 verwoest de oude kloosterkerk. De puinhopen bedekken het kerkhof, grenzend aan de Wittevrouwenstraat. Niet lang daarna is het een zekere Justus van den Bosch, timmerman en burger van de stad Utrecht, die bij het bestuur van de stad een plan indiend. Hij verzoekt of hij “in teygendom vergonst mocht worden de grond en opstal van 't bouwvallige Wittevrouwe kerkje met het plein daervoor tot aen de royingh van de Wittevrouwestraat en Ridderschapstraat.
Kerk en kerkhof, bouwterrein in 1709
Hij wil daar een in een bouwbestek omschreven plan “seven bequame huysen timmeren, omme tot alle borger neeringe te konnen dienen.” Het plan valt in goede aarde en Justus mag gaan bouwen. Zelfs vrijdom van huis- en haardstedegeld voor de duur van 14 jaar wordt ter stimulering van de projectontwikkeling toegezegd. De gemeente blijkt in die jaren al een onmisbare invloed op de woningbouw te hebben.

Bij het overlijden van Van den Bosch is de bouw nog niet afgerond. Zijn vrouw vraagt toestemming om een hypotheek van zesduizend gulden te mogen afsluiten om de “timmeringe verder te perfecteren ende nogh onbetaelde materialen en arbeijdsloonen tot voorschreeve werk geemploijeerd daer uijt te voldoen”.

Reconstructie van de zeven klokgevels

Ridderschapstraat 1 en Wittevrouwenstraat 26-36, tekening E.M. Kylstra
Weduwe Van den Bosch heeft met behulp van de hypotheken (plechten) de huizen voor eigen rekening gebouwd en gaat ze verhuren. De panden geven de mogelijkheid om er een eigen bedrijf in te vestigen, het zijn diepe panden. Het hoekpand 36 heeft in de Kloostersteeg een achterpand. In de 17e en 18e eeuw wordt er een grutterij met grutmolen gevestigd. Het hoekhuis Ridderschapstraat 1 wordt uitgebreid met een stal en koetshuis, deels op de plek van bebouwing uit 1664.

Achter vier van de zeven woningen blijven nog laatste resten van het klooster overeind staan. In 1738 heeft wijnhandelaar Arnoldus de Cruyf de bebouwing met erf in eigendom. Door een gang of steeg (Kloostersteeg) staat het met de Wittevrouwenstraat in verbinding. In 1824 zijn deze laatste resten weggevaagd voor de bouw van de Willemskazerne. Het kazernecomplex betekent vrijwel het einde van het Wittevrouwenklooster. Slechts de Kloostersteeg herinnert aan de ligging.
 
Nog steeds zijn zes van de zeven huizen aan de Wittevrouwenstraat te vinden. Pas in de tweede helft van de 19e eeuw zijn panden op straatniveau verbouwd tot winkel. Het eerste pand Ridderschapstraat 1 staat niet meer in het rijtje, het is rond 1910 vervangen. Van de panden 34 en 36 ontbreken de klokgevels. Bij een brand in 1877 zijn ze waarschijnlijk verloren gegaan.
De 6 gevels Wittevrouwenstraat, foto 1932 (HUA74203)
De Kloostersteeg bestaat nog steeds en biedt toegang tot voorheen een werkplaats. De gruttersmolen van grutterij Pompe stond er. Lang is de werkplaats bottelarij van Wed. en Gebr. Staffhorst geweest.


.