Het Rampjaar 1672: de Fransen vallen Utrecht binnen

In 1672 vallen Franse legers ons land binnen. De inval is overrompelend. De gouden eeuw heeft Nederland verwend gemaakt. Utrecht is onvoorbereid op een oorlog.

De verdediging van de Republiek der Zeven Provinciën is veel te laat op gang gekomen en ongeoefend. De IJssel dient als verdedigingslinie en wordt nog door de Staatse legers versterkt. 
 
In Utrecht horen de leden van het Ridderschap, het officierskorps van het leger, de stad voor te bereiden voor een aanval. De wallen worden voorzien van geschut, net als de bolwerken. Die voorbereidingen verlopen chaotisch. Het leger trekt zich terug achter een nieuwe waterlinie. Maar daardoor is Utrecht niet veilig. De ondergelopen polders liggen achter Woerden. Alleen Holland wordt beschermd.

Oude schoolplaat jaar 1672, stadhouder Willem III 
en zijn garde staan veilig achter de Hollandse Waterlinie
Utrecht ontvangt berichten over een snelle inval. Een ieder die veel te vrezen heeft, ontvlucht met have en goed op scheepjes en karren de stad. Vrouwe Van Reede van Amerongen durfde de deur al niet uit, bang dat ze was voor het opstandige volk. Zij vertrekt de stad met spoed met al haar have en goed op bootjes geladen en haar schoonmoeder richting Amsterdam. Met het vluchten van de rijke burgers maken de achterblijvers het Ridderschap verwijten. 

De bevolking komt in opstand, zij pakken de sleutels van de stad. Om plunderingen te voorkomen zoekt een delegatie de Fransen op. Het Franse leger is de Lek al overgestoken. In Amerongen overhandigen zij de stadssleutels aan Lodewijk XIV, zo luidt het verhaal. En een dag later trekt het Franse leger de stad al in. Zij treft daar in het stadhuis de goed gevulde schatkist van de stad aan. Dit verhaal doet opgang in Holland, Utrecht krijgt er de naam scheldnaam 'sleuteldragers' door.
Lodewijk XIV ontvangt in 1672 de sleutels van de stad (collectie Rijksmuseum)
In werkelijkheid worden de sleutels van de stad overhandigd in het stadhuis en aan de commandant van de Franse strijdkrachten, Rochefort. Maar de bezetting begint en tevens een waar schrikbewind. De bevolking moet de soldaten inkwartieren en zijn de schatkist van de stad kwijt met enige honderdduizenden florijnen. De burgers van de stad krijgen daarenboven stevige belastingen, boetes en heffingen opgelegd. Het leger van de Fransen moet betaald worden! En of dat nog niet genoeg is: burgers moeten meewerken aan het uitdiepen van de Stadsbuitengracht. Ook het herstel van de walmuren is verplicht gesteld.

De Fransen leggen brandschattingen op aan de meest welvarende burgers, de leden van het Ridderschap. Waarschijnlijk wordt het oude kloostergebouw van Wittevrouwen in de Ridderschapstraat ingenomen. Het gebouw is eigendom van een ridderlijke familie. Bij het niet voldoen van opgelegde 'Franse' belastingheffingen, worden in de bezette gebieden bezittingen in brand gestoken. Vele buitenplaatsen langs de Vecht en op de Utrechtse Heuvelrug treffen in 1672-1673 dit lot.
Kaart uit 1695 met het vm kloosterhof Wittevrouwen, J. van Vianen (HUA216016)
Op zich komt de stad er nog genadig vanaf. In de omgeving wordt veel geplunderd, gebrandschat en is de bevolking gewelddadig overvallen. Hele dorpen zijn platgebrand. Maar gelukkig, het tij keert. De Franse oorlogsmachine is te ambitieus en voert oorlog op teveel fronten tegelijk. 
 
De Duitse staten zetten het getreiter van Frankrijk betaald met tegenaanvallen. Dat put de Franse legercapaciteit uit. De Fransen verlaten Utrecht. In 1673 is de bezetting voorbij. De vrede van Nijmegen wordt gesloten. Het jaar 1672 staat sindsdien bekend als Het Rampjaar.
 
Voor Utrecht is de ellende nog niet over. Aan de Fransen moet nog een hoge afkoopsom voldaan worden, anders komen gegijzelde burgers niet vrij. En de stad krijgt een dubbele ramp te verwerken. Een zomerstorm in 1674 velt veel gebouwen, het schip van de Domkerk, de torens van de Pieterskerk, Janskerk etc.. De storm treft niet alleen kerken en monumenten. Over een lange strook moeten huizen het zonder dak stellen en zijn muren ingestort.
Ruïne huis Gildestein bij de Biltsche Grift, H. Saftleven 1674 (HUA30817)
Het herstel na het Rampjaar duurt lang. In de Republiek leidt de roep om een sterke man tot centraler gezag. Na een oorlog of tijden van onrust doet dit zich vaker voor. De heren met het blauwe bloed komen nog steviger in het zadel te zitten.  
 
Maar die heren lijken meer aan zichzelf te denken dan aan het volk. Zij zitten zelf op alle bestuurlijke functies in het land, de provincie, het waterschap en de stad. Als bestuurders besteedden zij alle werk en baantjes uit. Alleen vriendjes komen er voor in aanmerking. Het wordt zo geregeld dat voor de handel, de lucratieve opties in de Oost, de functies en het uit te besteden werk eerst betaald moet worden. Zo wordt gezorgd dat er van alle werk voor de gemeenschap voldoende geld aan de eigen strijkstok blijft hangen. 
 
Eind achttiende eeuw hebben de gegoede families het te bont gemaakt. Na ruim honderd jaar wordt de centrale macht doorbroken. De Bataafse revolutie breekt uit, met hulp van de Fransen!

.