Werkgelegenheid in de 19e eeuw: huispersoneel

Bezoekers roemen de properheid, geboende stoepen en glanzende grote ramen bij ons. Hoort het bij de Nederlandse aard?


Komt die hygiëne door de boerenmeisjes die voor de dames in de stad werken? De hygiëne is op de boerderijen is niet zo geweldig in de 19e eeuw. De Hollandse boter wordt in de loop van deze eeuw onverkoopbaar door de ranzige kwaliteit. Althans dat zeggen de Denen met hun boter op de concurrerende Engelse markt. Landbouw voorlichting en melkcursussen vanaf eind 19e eeuw leert dat er in het geschimp van de Denen waarheid zat.
 
Properheid is de mores van de gegoede klasse in Nederland. Zij steken elkaar de loef af met hun deftigheid en praalzucht. Het bezit moet voortdurend opgepoetst te pronk staan. Ook in het huis mag het gezien worden, de ramen bieden een ruime inkijk. Het hele land begint het geleidelijk als teken van goed gedrag te zien om er netjes bij te staan. Je gaat over de tong als het niet zo is.
De nagestreefde properheid zorgt voor een enorme schare aan werkgelegenheid. Werk voor dienstmeisjes, keukenmeiden en huishoudelijke hulpen.
Plompetorengracht 21 in 1963, foto GJ Dukker (Beeldbank RCE)
Als voorbeeld Plompetorengracht 21, een woonadres voor eigenaar en personeel. In 1824 wonen er mevrouw Marca van der Pouw,
op haar 71e rentenierster met Petra van Klinkenberg als dienstmaagd. In 1840 delen de dames Martens het huis met de dienstmeiden Christina de Groot en Maria van Maanen. In 1880 huist onder het dak het echtpaar Tiele, hij is bibliothecaris van de Universiteitsbibliotheek, en de dienstbode. Daarna volgt een lange periode bewoning door mevrouw Lith de Jeude-de Roo, haar schoonzuster en een dienstbode.

De werkgeefsters en werkneemsters delen het huishouden in werk en bewoning. Je hoort er pas bij als in de huishouding een meisje (een deel van) het werk uit handen neemt. Nu is er ook veel werk in huis: wassen, inmaken, naaien, herstellen en verstellen van kleren, ramen wassen, opvoeden van de kinderen, elke dag zelf koken, stoepen schrobben, onderhoud van de moestuin: alles zonder onderbreking arbeid met de handen.

In de Wittevrouwenstraat en de Plompetorengracht is er bijna geen huis zonder personeel. De functie voor de meiden verschuift in de loop van de tijd van naam. In 1820 heten ze zonder uitzondering dienstmaagd. Bij rijke families zijn er al gauw 2 tot 5 in dienst met al het andere personeel zoals huisknecht, koetsier, palfenier e.d.. In hele rijke huishoudens wordt onderscheid gemaakt in dienstmaagden, linnenmeisjes, keukenmeiden e.d. 
 
In 1900 worden de vrouwen bijna allemaal dienstbode of dienstmeisje genoemd, naast de kinderjuffrouwen, gouvernantes, huishoudster, en de mannelijke collega’s. 
Dienstmaagden of dienstbodes, het maakt niet uit maar ze komen bijna allen uit dorpen uit een wijde omgeving rond Utrecht.
Ridderschapstraat 2, foto uit 1988 (HUA69453)
Een tweede voorbeeld is Ridderschapstraat 2, een zogenaamd Haags huis. Het pand is één kamer diep en heeft een blinde achtergevel. Het lijkt meer dan het is, Haags. In 1880 wordt dit huis bewoond door drie huishoudens: de familie Spee met dochter, hij is koetsier, de familie Schouten met een inwonende nicht, hij is boekdrukker en zij is modiste. De derde huishouding is de familie Winsheim. Zij zijn op leeftijd en rentenieren, met voldoende geld om onderhouden te worden door 2 dienstbodes. De handwas kan overigens uitbesteed worden aan de verschillende wasserijen in de buurt.

Een meisje voor de huishouding in dienst nemen, blijft heel lang heel gewoon. Pas zo rond 1970-1980 wordt een fulltime hulp in de huishouding voor bijna iedereen onbetaalbaar. Een nieuwe welvaartsperiode wordt ingeluid. Het in dienst hebben van personeel wordt duurder. Zo komt er in het land geleidelijk meer hoogwaardig en productiever werk met hogere lonen.
 
De met belastingen en premies verhoogde werklonen komen terug bij de personeelsleden in de vorm van werknemers-verzekeringen en pensioen. Het nut daarvan is voor werknemers ook direct meetbaar: het werk levert een groter inkomen op en meer inkomenszekerheid. En dit werkt, onze welvaartsgroei wordt ongekend. Het knelt echter bij werk waar menselijke aandacht noodzakelijk is. Onder anderen de thuiszorg en de schoonmaakbranche worden het kind van de rekening van deze duurdere arbeid: het persoonlijke wordt uit de taakstelling gehaald en de vergoeding op minimum niveau.

Nederland is nog steeds een proper land. Met de uitvinding van de stofzuiger, na de lamp en de radio het derde apparaat voor het stopcontact, gaat de verkoop nergens zo snel als in Nederland. Inmiddels komen we om in de elektrische hulpen, onze kleren gaan bijvoorbeeld al vaak na een dag in de was. En zo blijft er voor ons zelf werk in het huishouden.
 

.