Het wapen van de familie Van Westrenen siert de gevel. Het adellijk huis bewaard verhalen van bijzondere bewoners.
Midden zestiende eeuw wordt het pand op de gracht van Hendrik Valckenaer, zoon van de burgemeester. Veel later geeft kleindochter Hendrica van Duivenvoorde onderdak aan de voortvluchtige katholiek Rovenius. De aartsbisschop is in 1639 uit de stad verbannen. Niettemin sterft de apostolisch vicaris Philippus Rovenius in dit huis in 1651, op 78 jarige leeftijd. Hij wordt in het geheim door het personeel van Hendrika van Duivenvoorde begraven in de paardenstal achter het huis, toen nog met een uitgang naar de straat aan de gracht.
De in 1664 aangelegde Ridderschapstraat maakt het mogelijk om het
koetshuis uit te laten komen aan de achterzijde van het erf. De met een handicap geboren Van Duivenvoorde heeft vervolgens het pand laten herbouwen tot een dwarshuis bestaande uit twee bouwlagen,
behouden bleven de oudere kelders en kluizen. Tot 1696 blijft het huis in handen van de familie van Duivenvoorde - van Isendoorn. Enkele jaren is het bezit van timmerman Dirck van de Haer, mogelijk realiseerde hij de uitbreiding met achterhuizen. Als hij verkoopt is er ook sprake van een koetshuis aan de Ridderschapstraat.
In 1699 is het Johan van Weede die eigenaar wordt van het grote pand met ruime tuin en koetshuis. Tijdens de vredesonderhandelingen in 1712-1713 verhuurt hij het pand aan de Graaf van Strafford, ambassadeur van Engeland. Op 12 april 1713 om 3.00 uur in de nacht wordt het vredesverdrag tussen de Republiek der Verenigde Nederlandse Provinciën en Lodewijk XIV van Frankrijk op dit adres ondertekend. Enkele uren daarvoor heeft de ondertekening tussen Engeland en Frankrijk plaats gevonden in het 'Abdijhuis' op de Ridderschapstraat. De andere landen ondertekenen daarna in het stadhuis en elders.
In 1699 is het Johan van Weede die eigenaar wordt van het grote pand met ruime tuin en koetshuis. Tijdens de vredesonderhandelingen in 1712-1713 verhuurt hij het pand aan de Graaf van Strafford, ambassadeur van Engeland. Op 12 april 1713 om 3.00 uur in de nacht wordt het vredesverdrag tussen de Republiek der Verenigde Nederlandse Provinciën en Lodewijk XIV van Frankrijk op dit adres ondertekend. Enkele uren daarvoor heeft de ondertekening tussen Engeland en Frankrijk plaats gevonden in het 'Abdijhuis' op de Ridderschapstraat. De andere landen ondertekenen daarna in het stadhuis en elders.
In 1730 wordt de familie Ram van Schalkwijk, heer van Weerdesteyn, eigenaar van het pand. De zeer katholiek gebleven familie laat hier niet veel sporen achter. Waarschijnlijk werd er meer verbleven in buitenplaats Roodestein of Weerdesteyn.
Op een openbare veiling in 1789 koopt Jan Jacob van Westrenen, heer van Sterkenburg, het pand. Van Westrenen is op het moment van aankoop burgemeester van Utrecht. De volgende woorden omschrijven het huis bij de openbare verkoping: ‘een zeer logeabele dubbele huisinge, voorzien van vier benedenkamers, een opkamer of eetzaal, alle behangen, verscheidene bovenkamers, groote solders, keuken en poederkamer, kelders en kluysen, regen en putwaterpompen en andere commoditeiten, voorts een ruime erve en spatieuse tuin en koetshuis daarachter, gelegen aan de Oostzijde van de Nieuwe Gracht omtrent de Wittevrouwenbrug strekkende voor van de gracht tot agter aan de Ridderschapstraat’. Het wapenschild van de familie komt te prijken op de gevel van het huis, zie de foto boven.
Plompetorengracht 5-7, foto G.Th. Delemarre in
1954 (RCE)
|
In 1804 doet ook Van Westrenen voor enige tijd, niet geheel vrijwillig, afstand van zijn huis. In dat jaar arriveert de Franse generaal Auguste de Marmont in Utrecht. De Marmont is opperbevelhebber van het Frans-Bataafse leger. Hij gedraagt zich als een echte bezetter. Zijn soldaten worden ingekwartierd en voor zijn officieren zijn 14 huizen door loting aangewezen en 52 huizen gevorderd. Het stadsbestuur biedt de generaal het huis aan de Plompetorengracht aan. De Marmont woont er een jaar.
Plompetorengracht 5 de hal iin 1915, foto EA van Blitz en Zn HUA68823 |
In 1913 koopt een overbuurman op de Plompetorengracht, Jonker Lampsins van den Velden, beide panden Plompetorengracht 5 en 7 met het koetshuis aan de Ridderschapstraat. Hij verandert de bestemming van het woonpand in kantoorpand. De tuin, het erf en het koetshuis wil hij een fabrieksbestemming geven. Hij dient daarvoor onderstaand bouwplan in, de plattegrond van de fabriek:
Plattegrond van de geplande fabriek en het woonhuis links
|
Het woongedeelte Plompetorengracht 7 wordt vanaf mei 1883 apart bewoond. Tot 1891 huurt hoogleraar Johan Hendrik Gallée het als woonhuis, hij is professor in de Oud-Germaanse en vergelijkende taalstudie. Daarna komen er verschillende bewoners, al houdt majoor magazijnmeester artillerie Joan Leonard van Heukelom en zijn familie er rond de eeuwwisseling vrij lang zijn hof.
Jurist en amateur historicus mw. mr. W. Eldering-Niemeijer is in de periode 1930-1964 de bewoonster. Zij heeft de historie van de panden en bewoners van de gracht in kaart gebracht en dit in een getypte oplage in kleine kring bekend gemaakt. De schrijver van dit weblog heeft daar dankbaar gebruik van gemaakt via een exemplaar uit Het Utrechts Archief. Plompetorengracht 7 is nog steeds in particuliere handen.
Van 1921 tot 1939 woont huisarts E.H. Jannink met zijn gezin in het pand Plompetorengracht 5, het grote pand aan de rechterzijde. Na het overlijden van de huisarts wordt het grote pand aangekocht door de buurman van Plompetorengracht 1-3, de Stichting Ned. Roomsch Katholieke Kerkmuziekschool Sint Caecilia. De Kerkmuziekschool geeft W.A. Maas opdracht voor het ontwerp van een grote kamer op de verdieping aan de voorzijde, een orgellokaal met een toen nieuw gebouwd orgel van de firma Bernard Pels & Zn. uit Alkmaar.
Plompetorengracht 7 en 5 (rechts) op een foto van AJ van der Wal in 1987 |
De kamer krijgt een tongewelf van stucwerk en is in 1939 klaar. Vanaf die tijd vullen klanken het pand, zoals nu van de kathedrale koorschool, de school waar muziek in zit.
.
.