Een enkele olielantaarn slaat zijn zwakke schijnsel op de straat. Met de introductie van gasverlichting krijgt de stad karakteristieke gaslantaarns
Het vlammetje van de openbare verlichting is met een kapje erom iets meer
licht dan de maan, en iets is dan beter dan niets. Het is het schijnsel van de spaarzaam aanwezige olielantaarns. In Engeland wordt nieuw licht uitgevonden, het zogenaamde gaslicht.
In 1820 zijn de mogelijkheden voor gasverlichting al duidelijk, maar het duurt tot 1841 voordat in Utrecht een gasfabriek wordt gebouwd.
De fabriek van W.H. de Heus staat op het Vredenburg aan de Catharijnesingel. De Heus is daar begonnen met een koperslagerij. Hij krijgt in 1842 vergunning van de gemeente om gas te produceren en te leveren aan de stad. In een bolwerk van kasteel Vredenburg wordt de fabriek gestart met gasproductie en -opslag. (In 2012 is de bouw van TivoliVredenburg vertraagd door aangetroffen grondverontreiniging).
De gaslantaarn op het Vredenburg heeft zelfs overdag toeschouwers |
De stad schaft gaslantaarns aan om de straten te verlichten en ondergrondse leidingen worden aangelegd in de belangrijkste straten. De oude olielantaarns krijgen een plek in de stegen. Fabrikanten gaan gas afnemen om er gasmotoren op te laten lopen en winkeliers om hun etalages te verlichten.
Het
gas wordt gemaakt uit steenkool. Door steenkolen te verhitten komt damp
vrij. Die damp, brandbaar gas, wordt in
tanks bewaard en onder druk afgevoerd met buizen onder de grond en tot
in de huizen gebracht. Dit gas wordt ontstoken in een lamp en geeft bij
verbranding een helder wit licht. Het werken in de fabriek is zwaar en in een ongezonde omgeving.
Lang niet elke burger heeft toegang tot de luxe gasverlichting. Olielampen en kaarsen blijven nog lang zwak schijnen en walmen. Pas in 1895 wordt de toegang tot gas iets algemener als de eerste gasmeters op muntjes geïnstalleerd worden en er lampen met kousjes komen waardoor het licht getemperd kan worden. Een heel nieuwe beroepsgroep van gasfitters ontstaat. Fors wordt er geïnvesteerd in een buizennet voor vervoer van het gas en in allerlei straten komt openbare verlichting en kunnen de huizen gas afnemen voor verlichting in de huizen.
Gasfabrieken: van kolen links, naar gas in de houder rechts |
Tot een vroege afnemer behoort ook de gevangenis Wolvenburg, zij krijgt al een aansluiting bij de opening in 1855. Werken op de cel kan zo op de donkere dagen bij gasverlichting.
In
1859 besluit de gemeenteraad om een Gemeentelijk Gasbedrijf op te
richten. Die gasfabriek komt buiten de singel aan de Blauwkapelseweg.
Een goederenspoor wordt aangelegd voor de aanvoer van kolen. De fabriek
wordt pas in 1975 gesloopt en in de periode 1994-1999 omgebouwd tot
Griftpark.
Nieuwe huizen worden voorzien van stalen buizen voor de gasverlichting. Het is een zegen: denk aan de sigarenmakers, de naaisters en kleermakers, de administratieve bezigheden van verzekeringsmakelaars etc..
En op straat? Het licht van deze vroege gaslantaarns is nog maar beperkt. Het is een flakkerend vlammetje. Daar komt aan het einde van de eeuw verandering in. Een nieuwe uitvinding wordt uitgeprobeerd, het ontbranden van het gas met een kousje om de brander. In oktober 1894 worden aan de Wittevrouwensingel proeven genomen met dit gasgloeilicht als straatverlichting. Het gloeiende kousje is kwetsbaar, maar zorgt voor een veel beter licht. Nadat gebleken is dat zelfs bij storm en regen de verlichting stand houdt, is op 16 november 1894 het gloeilicht toegepast op de Voorstraat en de Wittevrouwenstraat. De tijd zal dan nog moeten leren of uitbreiding in andere druk bezochte straten vruchtdragend is!
In de loop der jaren gaat de straatverlichting in het Ridderschapkwartier uit maar liefst 9 gaslantaarns bestaan: 3 op de Wittevrouwenstraat, 3 op de Plompetorengracht, elk één in de Molenstraat, de Ridderschapstraat en op het Wolvenplein bij de gevangenis. In de loop der jaren komen er exemplaren bij.
Wittevrouwensingel: de gasfabriek in 1923 |
In de loop der jaren gaat de straatverlichting in het Ridderschapkwartier uit maar liefst 9 gaslantaarns bestaan: 3 op de Wittevrouwenstraat, 3 op de Plompetorengracht, elk één in de Molenstraat, de Ridderschapstraat en op het Wolvenplein bij de gevangenis. In de loop der jaren komen er exemplaren bij.
Al in 1880 krijgt gas concurrentie van elektriciteit. Fabrieken wekken elektriciteit op met eigen machines. Het duurt echter tot 1912 voordat de gemeente begint met een eerste elektriciteitscentrale. Grote afnemer van de stroom wordt het Trambedrijf. Voor verlichting blijft gas nog lang een rol spelen.
Naast openbare verlichting zijn de eerste afnemers de winkels en de beroepen waarvoor veel licht nodig is, zoals de kleermakers en modistes. De gietijzeren gaslantaarns kwamen in de jaren 1950 weer terug met een aangepaste lampenkap van Pyke Koch. Gebeeldhouwde consoles dragen de lantaarns bij de gracht.
Naast openbare verlichting zijn de eerste afnemers de winkels en de beroepen waarvoor veel licht nodig is, zoals de kleermakers en modistes. De gietijzeren gaslantaarns kwamen in de jaren 1950 weer terug met een aangepaste lampenkap van Pyke Koch. Gebeeldhouwde consoles dragen de lantaarns bij de gracht.
.