Gerardus Johannes Boereboom (1896-1980) koopt het huis in 1929. Volgens het kadaster is hij koopman en makelaar. Het pand wordt verbouwd, althans, het wordt voorzien van een geheel nieuwe voor- en achtergevel. De voorgevel die het nu ook nog heeft. Het huis heeft ook een achterhuis, dat wordt vrijwel gesloopt. Het maakt nu weer deel uit van de diepe tuin. Boereboom begint thuis met een kantoor van “N.V. Woningbureau Utrecht”. Hij koopt panden, verhuurt ze en verkoopt door. Als modern makelaar is hij ook assuradeur van bijbehorende verzekeringen.
Plompetorengracht 23 met de oudere kluis aan het water in 2012 |
Zelfde pand circa 1910 foto Joh. A. Moesman (HUA 26439) |
Advertenties van het Woningbureau of Centraal Woningbureau staan regelmatig in de lokale courant. Hij handelt tevens in panden. Bijvoorbeeld Ridderschapstraat 2 wordt gekocht op een openbare veiling in 1924 en vijf maanden later doorverkocht met een behoorlijke winst.
In de moeilijke economische jaren 1930 gaat het Woningbureau in 1937 failliet. Boereboom meldt in een advertentie dat zijn zaken gewoon doorgaan, het bureau was slechts geregistreerd op zijn adres. Direct na de oorlog krijgt Plompetorengracht 23 een andere eigenaresse, bewoners blijven de familie Boereboom. Na haar overlijden in 1949 wordt het pand teruggekocht door Boereboom en blijft de familie nog tot 1963 eigenaar en bewoner.
Waarom is dit huis een van de oudste? De Plompetorengracht is circa 1390 gegraven en het deel van de gracht voorbij de Molenstraat is al vroeg bebouwd. Het voorste deel van de gracht bleef nog in gebruik bij het Wittevrouwenklooster. Pas in de zestiende eeuw worden huizen van vakwerkbouw met veel hout vervangen door huizen van steen. Pand voor pand wordt het een straatbeeld van gemetselde huizen met gemetselde kelders en kluizen onder de straat. Dat gebeurt niet voor alle panden tegelijk, maar een voor een gedurende een lange periode.
Waarom is dit huis een van de oudste? De Plompetorengracht is circa 1390 gegraven en het deel van de gracht voorbij de Molenstraat is al vroeg bebouwd. Het voorste deel van de gracht bleef nog in gebruik bij het Wittevrouwenklooster. Pas in de zestiende eeuw worden huizen van vakwerkbouw met veel hout vervangen door huizen van steen. Pand voor pand wordt het een straatbeeld van gemetselde huizen met gemetselde kelders en kluizen onder de straat. Dat gebeurt niet voor alle panden tegelijk, maar een voor een gedurende een lange periode.
In 1598 wordt houtkoper Henrik Spijker de Veer eigenaar van de hofstede met erf op de locatie die nu Plompetorengracht 23 wordt genoemd. Ineens is op deze plaats sprake van een huis met een kelder en een kluis tot de gracht. Althans, dat wordt voor het eerst in de koopakte vermeld. En dat voedt het vermoeden dat de vorige eigenaar deze delen aan het pand heeft toegevoegd.
Lange perioden wordt het huis verhuurd, bijvoorbeeld door erfgenamen van de kopers. Maar net zo vaak zijn de eigenaren oudere echtparen die er zelf gaan wonen en het huis weer in een goede staat van onderhoud brengen. Over oud bewoner en Jan Step is nog iets te vertellen. In 1751 is
hij eigenaar geworden. Ruim twintig jaar woont hij in het huis. Jan overlijdt zonder vrouw of kinderen. Hij heeft de bestemming van zijn nalatenschap verschillende keren vastgelegd in een testament. Uiteindelijk bepaalt hij in 1771 dat Anna de Waal zijn bezit zal erven, zijn dienstmaagd. Het jaar daarna komt hij te overlijden. Anna de Waal verkoopt het pand aan de gepensioneerd kruidenier Meelboom.
Voor meer geschiedenis: het pand is in de 19e eeuw naaiatelier geweest van modiste Seilberger. In de 20e eeuw stond vele jaren naast het huis een school.
Voor meer geschiedenis: het pand is in de 19e eeuw naaiatelier geweest van modiste Seilberger. In de 20e eeuw stond vele jaren naast het huis een school.