Horeca en een clandestien bordeel

Enkele kelners bezoeken na hun dienst een café. Rond het middernachtelijk sluitingsuur is er lawaai. De bonje die ontstaat is niet voor het eerst bij dit 'geheime' bordeel.


De bonje ontstaat op de avond van 28 juni 1896. Per rijtuig zijn de kelners aangekomen bij het bierhuis om zelf de keel te gaan smeren. Na sluitingstijd om middernacht blijkt een kelner iets vergeten en hij wil dit met veel lawaai ophalen. Een dienstdoende agent doet pogingen de druktemaker te arresteren, maar krijgt te doen met te hulp schietende kelners. Een collega agent trekt zijn sabel. Twee belhamels worden gearresteerd. Nadat ze in de cel zijn ontnuchterd worden ze weer vrijgelaten.

Het bierhuis staat op de hoek Ridderschapstraat-Molenstraat richting Wolvenplein. De locatie heeft in die tijd al een reputatie. De dienstdoende agent was er eerder geweest. Aan het einde van de negentiende eeuw is het een locatie waar velen niet gezien willen worden. Eerder die eeuw was dat nog geheel anders.

In 1820 staat op de hoek een woonhuis met daarnaast een kamer. Het wordt bewoond door familie van de eigenaar en delen zijn verhuurd. Frederik Wesbeek en Maria Verbeek zijn net getrouwd. Zijn vader is eigenaar van het huis. Naast het huis staat in de Molenstraat de te verhuren kamer.
Het pand op de hoek Ridderschapstraat-Molenstraat - plattegrond uit 1832
Frederik is scheepstimmerman. Drie jaar later verkoopt zijn vader het huis aan Hendrik van Litsenburg. Litsenburg is volgens de aantekeningen in het kadaster ook scheepstimmerman. Litsenburg blijkt de werkgever van Frederik, zijn scheepswerf is te vinden op het Lauwerecht
 
Wesbeek blijft op dit adres wonen. Het jaar 1832 is een tragisch jaar voor de familie. Frederik ligt al een tijdje in het militair hospitaal en overlijdt op 13 oktober. Weduwe Maria Wesbeek-Verbeek staat er met vier kinderen alleen voor. Zij begint een winkel en haar moeder komt inwonen. 
 
Het huis is officieel nog niet, maar qua gebruik wel onderverdeeld in een beneden- en bovenwoning. In 1840 woont er niet alleen het gezin Wesbeek. Inwonend zijn het kleine gezin van sergeant Laurens Duisdeijker en fusilleer Casper Karelboom en zijn vrouw. De werklocatie van de militairen is iets verderop, de Willemskazerne met de 9e en 10e afdeling Infanterie staat iets verderop. Het gaat goed met de winkel en het onderverhuren, in 1842 koopt weduwe Maria Wesbeek-Verbeek het pand terug.

In 1856 wordt het pand een filiaal van nieuwe eigenaar broodbakker Johannes Heitz. Het pand blijft bewoond door drie gezinnen. In die tijd zijn huurperioden maar kort. Door veranderingen in werk of de mogelijkheid van een betere of goedkopere huurwoning wordt er snel verhuisd. David Johannes Oudegeest blijft op dit adres van 1854 tot 1888 met een winkel en daarbij een kleine horeca gelegenheid.

Summiere tekening van
het pand voor de sloop in 1933
In 1892 is Theodoor Strunck naar dit adres verhuisd. Hij is de schoonvader van koffiehuishouder Monshouwer die tot 1894 de zaak op Ridderschapstraat 29 uitbaatte. Daar woonde hij enkele jaren.
 
Strunck heeft een zekere reputatie. Zijn zuster Augusta gaat een tijdje naar Zutphen, waar zij als bordeelhoudster werkt. In 1897 vertrekt het echtpaar naar Groningen om daar ‘een koffiehuis met damesbediening’ te vestigen. In 1898 zit zij weer in Utrecht. De broer van Augusta heeft in de Ridderschapstraat een clandestien bordeel, dat blijkt Theodoor Strunck
 
Zo verborgen blijkt de clandestiene zaak niet. Strunck heeft met regelmaat ruzie met zogenaamde ‘middernachtzendelingen’, een soort Leger des Heils. Die willen ‘hoerenloperij’ voorkomen en verhinderen ‘s nachts klanten het bierhuis van Strunck naar binnen te gaan. Enkele keren komt het tot schermutselingen. Bij een confrontatie met de zendelingen stelt een kelnerin zich in het publiek voor als hoer. Allerlei onkiese woorden worden naar het hoofd van de zendelingen geslingerd. De straat raakt zo diep in de nacht opgeschrikt en er komt een politieagent bij. 
 
Na de eeuwwisseling is het café verdwenen. Van 1905 tot 1910 is er een pension voor vrouwen gevestigd. Het pand wordt in 1911 gerenoveerd. Het gezin Stangenberger woont er van 1912 tot 1933, hij is metselaar. In 1932 is het hoekpand volledig uitgewoond. Of er moet een grote renovatie uitgevoerd worden of het moet vervangen door nieuwbouw. Het wordt het laatste. De huur wordt opgezegd. Stangenberger verhuist naar de overkant van de straat Ridderschapstraat 22.
Ridderschapstraat 43 - foto Funda november 2016
Architect J. van Leeuwen krijgt opdracht voor een nieuw pand van eigenaar de familie Bos. Het wordt een hoekpand met een beneden- en een bovenwoning. De benedenwoning moet ook drie slaapkamers krijgen. Met een eigen trappenhuis is een slaapkamer op de eerste en tweede verdieping te bereiken. De bouw vindt voortvarend plaats. Al in augustus 1934 wordt de eerste bewoner verwelkomd, het echtpaar Droogleeuw. 
 
Sindsdien is de tijd van horeca in dit woongebied definitief voorbij.

.